1.  |
emfaze zn. 'nadruk bij het spreken' categorie: leenwoord Vnnl. emphase 'nadruk, kracht' [1658; Meijer] (eerder al emphasis [1654; Meijer onder Konstwoorden]), de Emphasis ofte Nadruk [1689; WNT Aanv.], emphase 'id.' [1858; WNT Aanv.]. Ontleend aan Latijn emphasis 'nadruk' < Grieks émphasis 'betekenis, nadruk, weerspiegeling, uiteenzetting (vooral als stijlfiguur)', afleiding van emphaínein 'tonen, aanwijzen', gevormd uit en 'in' (zie energie) en phaínein 'tonen, verschijnen' (verwant met boenen, zie ook fantasie).
|