1.   commando zn. ‘bevel; legereenheid’
categorie:
leenwoord, uitleenwoord
Vnnl. om 't Commando te nemen van het Wester Convoy ‘om het bevel/gezag te gaan voeren over ...’ [1652; WNT], Eenen Vreemden Ridder met een aensienelick Gheleyde ende Commando ‘afdeling troepen waarover hij het bevel voert’ [1652; WNT], zonder na commando [...] te luysteren ‘zonder naar bevelen te luisteren’ [1686; WNT verschieten I], commando ‘afdeling schepen onder bevel van een admiraal’ [na 1687; WNT ongelegenheid]; nnl. onder commando van ‘onder bevel van’ [1741; WNT vernieling], nu wordt gecommandeerd, marsch! op welk commando [...] [1786; WNT marsch III], een commando soldaten ‘een troep soldaten’ [1788; WNT verbruien], commando ‘afdeling gewapende Boeren (Zuid-Afrika)’ [1923; Koenen], “na de oorlog 1939–45 speciale legereenheid der geallieerden” [1952; Koenen], ‘commandostrijder’ (“af te keuren”) [1961; Dale].
Ontleend aan Spaans comando ‘bevel, commando, gezag’ (verouderd, en nu alleen bestaand als mando), een afleiding van het werkwoord comandar ‘commanderen’ (nu mandar), zie commanderen.
Het woord is wrsch. al overgenomen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De betekenis heeft zich van ‘gezag’ in twee richtingen ontwikkeld: enerzijds kon commando tot op de dag van vandaag ook ‘de woorden waarmee het gezag uitgeoefend wordt’ gaan betekenen; anderzijds onstond ook een betekenis ‘de eenheid waarover het gezag gevoerd wordt’, welke in het Nederlands al gauw verdween, maar wel door Nederlandse kolonisten werd meegenomen naar Zuid-Afrika. Tegen de inheemse bevolking en later tegen de Engelse invallen verenigden de Boeren zich daar in tactische militaire eenheden die zij kommando noemden. Uit het Afrikaans ontleende het Engels commando ‘tactische militaire eenheid’ [1791; OED]. Internationale bekendheid kreeg het woord vooral in de Tweede Wereldoorlog door de succesvolle Britse commandos, de in 1940 onder Churchill opgerichte lichte eenheden van speciaal getrainde vrijwilligers. Nog jonger is de betekenis ‘commandostrijder, soldaat van een speciale commando-eenheid’, die dus slechts één persoon aanduidt, en die eveneens is ontleend aan het Engels, waar deze betekenis sinds 1940 voorkomt (BDE).

Volgens OED en Rey ontleenden de Boeren het woord aan Portugees comando. Dit is niet wrsch.; in het Afrikaans zijn weliswaar veel Portugese woorden terechtgekomen, maar Nederlands commando ‘afdeling troepen’ bestond al in 1652, Portugees comando ‘bevel’ is daarentegen pas vanaf 1813 (Cunha) bekend, als ontlening aan Frans commande, en kreeg ook pas na de Tweede Wereldoorlog de betekenis ‘bijzondere legereenheid’.
Literatuur: Grauls 1957, 63 e.v.
Fries cognaat: kommando

  naar boven