1.   peuter zn. 'kind tussen anderhalf en vier jaar oud'
categorie:
geleed woord
Nnl. peuter 'klein kind' in kom, peuter, met je meutje mee [1885; Groene Amsterdammer], is de peuter stil geweest? [1889; iWNT].
Wrsch. een afleiding van peuteren, waarbij men wellicht moet denken aan een favoriete bezigheid van zulke kleine kinderen. Zonder twijfel heeft ook klankanalogie met kleuter een rol gespeeld.
Fries: -


  naar boven