1.   kleuter zn. 'klein kind'
categorie:
etymologie onduidelijk
Vnnl. kleuter 'kind' in dat hy dat ... argh kleuterken niet binnen in het klooster en trock 'dat hij dat haveloze kind niet in het klooster opnam' [1569; WNT], ick hebse op mijn arm edragen, ... dat het dusschen kleuter was 'ik heb haar op mijn arm gedragen toen zij nog een kind was' [1616; WNT], een jong kleuter van tien of ellef jaer [1632; WNT]; nnl. by ons zingt zomtyts een kleuter van zestien jaaren al brandende minnevaerzen '... liefdesliederen' [1725; WNT], eene van de kleuters, die een jaar of tien wezen kon [1845; Gids].
Herkomst onduidelijk. Volgens FvW en Verschueren is kleuter genoemd naar het lawaai dat kleine kinderen maken en is het woord afgeleid van het verouderde werkwoord kleuteren 'kloppen, herhaaldelijk slaan' [1599; Kil.], in het Vlaams ook 'knutselen, knoeien', een woord uit de reeks van klanknabootsende woorden klateren, kloteren, kletteren. Het meest wrsch. is de opvatting van het NEW: kleuter zou een nevenvorm zijn van kloter, met een wisseling -o-/-eu- die veel voorkomt in open lettergrepen, en dan zijn afgeleid van kloot; liefkozende namen voor kinderen zijn wel vaker gebaseerd op woorden voor korte, dikke of ronde voorwerpen, bijv. bengel, keutel, knaap, vlegel.
Tot in de 19e eeuw had kleuter een ruime leeftijdsbegrenzing, zie bijv. de citaten uit 1632 en 1725. Naar analogie van meisje en kind werd kleuter soms als onzijdig woord behandeld, zoals in het citaat uit 1632.
Pas sinds de invoering van de kleuterscholen (zie ook fröbelen) in Nederland na de Tweede Wereldoorlog is het begrip kleuter 'kind van ca. 4 tot 6 jaar' redelijk scherp begrensd. Zo verscheen tot in 1953 nog het Kleuterblaadje met als ondertitel tijdschrift voor kinderen van zes tot tien jaar. In de onderwijswereld heette het iets jongere kind tot die tijd kleine kleuter, zoals bijv. in titels van school- en andere kinderboeken uit het eind van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw. In die periode ging men steeds meer leeftijdsfasen onderscheiden. Deze steeds verfijndere indeling hangt nauw samen met de opkomst van het vak pedagogiek, dat vanaf 1900 in Nederland op universitair niveau beoefend werd (Van der Sijs 2001, 370). Zie ook peuter.
Fries: -


  naar boven