1.   dreutelen ww. 'talmen'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief
Vnnl. Hoe sta gy dus en dreutelt? 'Wat sta je daar te talmen'? [1611; WNT], Dreutelen 'zo langzaam lopen als een dwerg' [1678; WNT].
Wrsch. een frequentatief bij een werkwoord dat *dreuten zou moeten luiden, maar dat in het Nederlands niet voorkomt. Volgens Toll. zou ook een mnd. dröten bestaan, maar ook dat is niet terug te vinden in de woordenboeken. NEW en MNW noemen ook mnl. droten 'aarzelen, talmen' ("één vindplaats"), maar geven niet aan waar het voorkomt.
Nnd. dröteln 'dreutelen', nfri. dreutelje.
Het werkwoord behoort bij een groep van woorden met dr- of tr- aan het begin die met het begrip 'traagheid' is verbonden: dralen, drentelen, druilen, treuzelen. Misschien bestaat er verband met Duits trotten 'met korte pasjes lopen' en trotteln 'langzaam, plomp gaan', Engels trot 'draven, trippelen', Frans trotter 'id.'. Deze woorden gaan wrsch. terug op Romaans trotter 'draven (van een paard)' < Laatlatijn tolutare 'in telgang gaan'.


  naar boven