trefwoord: "minuscuul"
1 tot 1 van 1
Index:
miniem
minimaal
minimum
minister
mink
minkukel
minoriet
minst
minstens
minstreel
minuscuul
minuut
mirre
mis 1
mis 2
mis-
misantroop
misbaar
misdaad
miserabel
misère
1.  |
 minuscuul bn. 'piepklein' categorie: leenwoord Nnl. minuscule/minuskel eerst in de betekenis 'kleine schrijfletter' in Minusculen of kleine letter [1867; Alg. Ned. Enc.], het ronde minuskel 'de ronde kleine letter, het ronde minuskelschrift' [1883; WNT minuskel], dan 'zeer klein' in dit minuscule vogeltje [1909; Centrum]. De vorm minuskel is wrsch. ontleend via Duits Minuskel 'kleine letter', de vorm minuscule via Frans minuscule 'zeer klein' [1859; TLF], eerder al 'kleine letter' [1690; TLF], 'klein (van letters)' [1634; TLF], aan Latijn minuscula, de verkorting van minuscula littera 'iets kleinere letter'; minuscula is de vrouwelijke vorm van het bn. minusculus 'iets kleiner, een beetje kleiner', verkleinwoord bij minus, minor 'kleiner, minder', verwant met minder. Fries: minuskúl |