1.   meer 2 bw. 'in hogere mate'; telw. 'een grotere hoeveelheid'
categorie:
erfwoord
Onl. mēr (bw.) 'in hogere mate' in so willon ich theste meer bitherue skiinan 'dan wil ik des te flinker schijnen', tho begunda min salfwerz meer ande meer ze stinchene 'toen begon mijn zalfkruid meer en meer te geuren' [beide ca. 1100; Will.], (telw. met genitief) 'een grotere hoeveelheid' in also is therro meer 'zo ook is (het aantal) van degenen groter' [ca. 1100; Will.], (bw.) 'vaker' in niemer mer 'nooit meer' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. meer, naast klankwettig mee, bijv. in si het ene waruen ter mand. si het me of min 'hetzij één keer per maand, hetzij vaker of minder vaak' [1236; VMNW].
Daarnaast stond het bn. onl. mēr(r)o 'groter', zelfstandig gebruikt in merra (accusatief mv.) 'meerderen' [10e eeuw; W.Ps.], er sie merre werthent 'voordat ze groter worden' [ca. 1100; Will.]; mnl. me(e)re, meerre (voor de dubbele -rr- zie onder).
Os. mēr (mnd. mēr(e), , ); ohd. , mēr; ofri. mār, mēr, , ; oe. , ; on. meir; got. mais; < pgm. *maiz. Daarnaast staat het bn. pgm. *maiza- 'groter', waaruit: onl. mēro (mnl. mere); os. mēro; ohd. mēro (nhd. mehr); ofri. māra; oe. māra, mǣra; on. meiri; got. maiza. Dit bn. diende als comparatief bij het bn. *mekila- 'groot' (zie mega-). Hierbij ontstonden door aanhechting van een nieuw comparatiefsuffix de vormen: onl. mērro (mnl. meerre); mnd. merere; ohd. mēriro (nhd. mehrere). Zie ook meest.
Zeker verwante woorden met een vergelijkbare betekenis buiten het Germaans ontbreken. Voor pgm. *maiz- reconstrueert men pie. *meh2is of *moh1is. Traditioneel vergelijkt men dan meestal Oskisch mais, maar dat kan ook net als Latijn maius teruggaan op de wortel pie. *maǵ- (bij *meǵh2-), waarvoor zie mega-. Wrsch. hoort pgm. *maiz- bij een wortel pie. *meh1- 'groot', met verwante woorden in o.a. het Keltisch en het Grieks, en waarvoor zie mare.
De bijvoeglijke comparatief mnl. meerre 'groter', waaruit later met epenthetische -d- meerdere, is verouderd, behalve in de uitdrukking tot meerdere eer en glorie en in de zelfstandig gebruikte betekenis (iemands) meerderen 'personen van hogere rang' en in de afleiding meerderheid 'grootste groep'. Het gebruik van meerdere in de betekenis 'verscheidene, meer dan één', zoals in Buitendien waren meerdere regimenten in openlijken opstand [1859; iWNT], ontstond in navolging van Duits mehrere 'id.' (WNT).
Fries: mear


  naar boven