Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
domein zn. 'gebied'
categorie:
leenwoord
Vnnl. (mv.) domeynen 'heerlijke goederen; heerlijke rechten' [1514; MNW], domeyne, demeyne 'schatplichtige gebieden' [1599; Kil.], (mv.) Domainen 'Landsinkomsten, heerlijkheden' [1650; Hofman], domein 'grondbezit' [1651; WNT], ... de theorie van de staathuishoudkunde ... reeds publiek domein geworden is '... reeds het terrein van niet-specialisten geworden is' [1864; WNT], het eigenlijke domein der philologie 'het eigenlijke terrein van de filologie' [1879; WNT].
Ontleend aan Frans domaine 'landgoed, bezit van een heer' [1175; Rey], eerder demeine [11e eeuw; Rey.]; de etymologie hiervan is omstreden: uit Latijn dominium 'heerschappij; eigendom', een afleiding bij dominus 'heer', zie dominee, of. minder wrsch., de gesubstantiveerde vom van het bn. demaine 'eigen' < Latijn dominicus 'met betrekking tot de meester'. De middeleeuws-Latijnse vorm domanium is gevormd op basis van het Franse zn., niet andersom.
Overdrachtelijk ging het woord ook 'geestelijk gebied' betekenen.
Fries: domein